Den Elding 2, 5421 MD, Gemert

Molen de Bijenkorf

1665-1709: De bouw en de eerste periode.
De geschiedenis van deze molen begint niet in Gemert maar in Zaandijk in Noord-holland. Daar is de molen namelijk in het jaar 1665 gebouwd door Barend Cornelisz. Veen als witpapiermolen onder de naam ‘'De Veenboer. De molen was gebouwd om van vodden, zoals oude kleren, papier te maken. Hierbij had deze een lange schuur van ongeveer 60 meter om alle werktuigen in te plaatsen. De molen is op 21 mei 1694 voor 4.000 gulden verzekerd. Het windrecht (erfpacht) bedroeg toen 12 pond per jaar, daaruit blijkt dat ‘'De Veenboer'' een grote molen was. Barend Cornelisz. Veen was al bekend met het maken van papier, want zijn vader was namelijk papierfabricant met de molens ‘'De Bonsem'' en ‘'De Wever ‘' te Koog aan de Zaan. Barend overleed in 1706 op 37-jarige leeftijd. De molen werd verkocht op 11 februari 1706 door de 11 erfgenamen en medeoprichters voor 5.000 gulden aan de zwagers Jan Dircksz. Tagh en Claes Huysduijnen. Deze zwagers maakten nog 3 en een half jaar papier op de molen.

1709-1878: de tijd met fam. Honig Breet.
In 1709 werd de molen voor 8.583 gulden verkocht aan de gebroeders Cornelis en Jan acobsz. Honig. De bekende zaanse papierfabricanten met ook al ‘'De Vergulde Bijenkorf'' te Zaandijk in hen bezit. In 1710 werd de molen nog voor 8.000 gulden verzekerd. De volgende 170 jaar zou de molen in dienst van de familie Honig-Breet papier maken. Het gemaakte papier in deze tijd ging de deur uit onder het merk C. & J. Honig. Op 28 juni 1738 splitsen Cornelis en Jan hun bedrijf op, waarbij Cornelis doorging met ‘' De Veenboer''. Hiervoor moest Cornelis 3.000 gulden aan Jan betalen. Hij zette het bedrijf voort onder dezelfde naam en door zijn zoon Jacob in het bedrijf op te nemen waren de C. & J. initialen weer ingevuld. Op23 mei 1755 overleed Cornelis Jacobsz. Honig en hierna nam zijn zoon Jacob het bedrijf helemaal over. Hij was nog ongehuwd en woonde destijds op de Lagedijk 80 te Zaandijk, wat tegenwoordig het museum Honig-Breethuis is. Jacob Cornelisz. Honig stierf op 15 mei 1770 en liet een destijds enorme erfenis van 360.000 gulden na. Zijn neven Arent en Cornelis Breet kochten van die erfgenamen ‘'De Veenboer'' en ‘'Het Herderskind'' en het daarbijbehorende land voor 224.000 gulden. Dat was in die tijd de grootste bedrijfsovername in de gehele papierindustrie, die op dat moment haar hoogtepunt bereikte. De gebroeders Breet mochten de internationaal bekende naam C. & J. Honig blijven gebruiken en voegden daar hun eigen naam aan toe.

Helaas kwam de firma C. & J. Honig Breet net als alle papierfabricanten na 1790 in een economisch dal. In 1802 overleed Arent Breet, en in 1806 overleed Cornelis Breet. De 2 zonen van Cornelis, Claas en Jacob Breet (weer C. & J.), erfden het ene deel van de aandelen en verwierven de andere helft van hun oom Arent. ‘'De Veenboers'' verzekeringswaarde was inmiddels gezakt tot 5.000 gulden, maar na de Franse periode herstelde het bedrijf zich, want in 1815 werd de molen weer voor 30.000 gulden verzekerd. Na het overlijden van de gebroeders Claas en Jacob Cornelisz. Breet werden de zaken in 1847 voortgezet door Cornelis Claasz. Breet samen met zijn neven Cornelis Jacobsz. en Jan Jacobsz. Breet. Alleen liep in deze tijd de papierfabricage met molens ten einde. In 1852 overleed Cornelis Jacobsz. Breet, en in 1869 overleed Cornelis Claasz. Breet. Dus Jan Jacobsz. Breet werd de laatste Honig Breet eigenaar. Er is nu nog aan de molen een teken van de familie Honig Breet, nl. 2 bijenkorfjes op de molenbaard, waar de molen nu haar naam aan heeft te danken.

1879-1907: de laatste tijd in de Zaanstreek.
Aan het einde van het jaar 1879 besloot Jan Jacobsz. Breet het fabriceren van papier met ‘'De Veenboer'' te stoppen.

Dit liep echter uit op een drama. ‘'Het Zaanlandsch Nieuwsblad berichtte op 8 november 1879: ‘'C.J., de vaste timmerman op ‘'De Veenboer'' beroofde zich door ophanging van het leven. Op maandagmorgen 4 november vond men het levenloze lichaam. Waarschijnlijk heeft de man de toekomst zo donker ingezien nu hij door stilstand van de molen geen vast werk meer had, dat hij de hand aan zichzelven heeft geslagen.

Dit verhaal is met name zo tragisch omdat een maand later bekend werd dat ‘' De Veenboer'' niet gesloopt zou worden, maar werd omgebouwd tot pelmolen. Een pelmolen pelt gerst tot gort, dit zou de komende jaren de taak van ‘'De Veenboer worden''. Pieter Abrahamsz. Dekker had de molen voor 2.500 gulden gekocht. Bij het verbouwen werd een deel van de lange schuur gesloopt. Op 4 januari 1894 was er een grote brand die al een aantal molens die daar op een rij stonden (o.a. ‘'Het Guiswijf'' en ‘' Het Fortuin'') had aangestoken. Het was die dag vreselijk koud, en er woei een noordooster storm. Om 6 uur werd de brand in ‘'Het guiswijf'' ontdekt. Niet veel later was ‘'Het Fortuin'' aan de beurt. Het volgende slachtoffer zou ‘'De Veenboer'' zijn. Maar gelukkig was deze molen daar al op voorbereid door water (dat overigens meteen bevroor) op de molen te spuiten, en door de molen met fladderende zeilen ‘'vonken te laten malen''. Als ‘'De Veenboer'' deze brand niet had gestopt was waarschijnlijk ‘'De Schoolmeester'' en misschien wel heel Westzaan afgebrand. In 1907 kocht Pieter Abrahamsz. Dekker een andere pelmolen en verkocht hierbij ‘'De Veenboer'' aan de slopers Melk & Bakker.

Dit betekende het einde van de zaanse periode.


De tijd in Gemert.
1908-heden: van de herbouw tot het heden.
De molen kwam in het Brabantse Gemert terecht doordat de molen werd gekocht door A.W.C. Coppens uit Boekel. Deze liet ‘'De Veenboer'' door molenmaker F. Vorsters op de Deel in Gemert als korenmolen herbouwen. Een korenmolen maalt koren tot meel tussen de molenstenen. De molen werd op een houten onderachtkant gezet, maar de stelling kwam vrij laag te liggen. De romp werd met hout bekleed, dat door teerpapier werd bedekt. In hetzelfde jaar nog verkocht Coppens de molen en vertrok met zijn gezin naar Amerika. A. Verstappen werd de volgende molenaar die ruim 10 jaar voor de boeren in de omgeving maalde. Maar de gezondheid van Verstappen werd minder en daardoor moest hij de molen verkopen. Zijn opvolger, Anthonius Hubertus Verheijen uit Gemert heeft ook maar kort op de molen gemalen. Want op 29 oktober 1919 verkocht hij ‘'De Veenboer'' aan F. J. de Vocht. Ook hij maalde zeer kort op de molen, want op 23 september 1920 verkocht hij de molen, met het omliggende erf, voor 8.500 gulden aan J. J. Peeters uit Schijndel. De volgende 40 jaar werd de molen bemalen door de familie Peeters. Uiteindelijk werd de molen in 1960 verkocht aan Piet Gerrits uit De Rips, de vader van 1 van de tegenwoordige molenaars Bart Gerrits. Piet gebruikte de molen eerst nog om veevoeders te malen, maar vrij vlug na verval, als opslagplaats voor zijn fouragehandel. In 1970 droeg Piet de molen voor 1 gulden over aan de gemeente Gemert, met als voorwaarde dat de molen gerestaureerd zou worden. In ruil daarvoor heeft hij grond moeten afstaan, ongeveer 40 procent van de woonwijk Den Elding heeft hij ervoor over gehad om de molen te behouden voor Gemert. Het begin van de restauratie duurde toch tot 1974. Bij de restauratie werd de molen op een stenen onderbouw gezet, waardoor de molen 1,6 meter hoger kwam. Ook werd de molen met riet bedekt. Tijdens de wederopbouw werden de 2 bijenkorfjes op de molenbaard ontdekt. Dat werd de reden om de molen de naam ‘' De Bijenkorf'' te geven. De restauratie werd uitgevoerd door de firma H. van Beek & Zonen uit Rijnsaterswoude. Dit kostte in totaal meer dan 200.000 gulden, maar dat was het ook wel waard. Op 5 september 1975 werd ‘'De Bijenkorf'' weer officieel in gebruik genomen. In 2004 werden de wieken vervangen door molenmaker Beijk uit Afferden. In datzelfde jaar werd ook de tegenwoordige molenaar Jurgen van Stiphout aangesteld.

De molen nu.
Nu wordt ‘'De Bijenkorf'' gedraaid en bemalen door de molenaars, Jurgen van Stiphout, Ton van Duijnhoven en Jeroen van Boxmeer.

Zij proberen, door regelmatig te draaien en/of te malen, de molen in een goede conditie te houden. Voor vragen kunt u terecht bij deze molenaars, die ze met veel plezier willen beantwoorden.



Molen de Bijenkorf